Planetoïden en dwergplaneten
Planetoïden
Op onze tocht door het zonnestelsel komen we uit bij de zogenaamde planetoïden, ook wel ‘asteroïden’ genoemd. De meeste van deze planetoïden bevinden zich in een gebied tussen de banen van de planeten Mars en Jupiter, in de zogenaamde planetoïdengordel. Tot op heden ontdekten astronomen al meer dan 750 000 planetoïden in ons zonnestelsel. Voor wetenschappers zijn deze kleine hemellichamen van groot belang aangezien zij ons meer kunnen vertellen over de geschiedenis van ons zonnestelsel en sommigen onder hen een potentiële dreiging vormen voor onze planeet.
De inslag van een planetoïde op Aarde kan catastrofale gevolgen hebben, net zoals 65 miljoen jaar geleden de dinosariërs uitstierven als gevolg van een inslag.
De naam planetoïde betekent zoveel als ‘planeetachtig’ ; het gaat hier over kleine, rotsachtige hemellichamen die zijn overgebleven na het ontstaan van de planeten in ons zonnestelsel.
Doordat men in de vorige eeuwen niet wist over welk type hemellichaam het ging, werd er gekozen voor de naam asteroïde (sterachtig) aangezien deze objecten als sterren aan de nachtelijke hemel te zien waren. Ook na de komst van de eerste telescopen zag men deze hemelobjecten alleen als lichtpuntjes waardoor de naam asteroïde zeer vaak werd gebruikt. Dit is dan ook de reden waarom deze term in veel talen nog steeds in gebruik is.
Planetoïden kennen diverse vormen en afmetingen. Terwijl de grootste gekende planetoïde, Ceres, een diameter heeft van 974 kilometer zijn de kleinste planetoïden niet veel groter dan enkele centimeter. Ook bestaan er planetoïden in de vorm van gruis maar deze zijn met telescopen niet waarneembaar. Doordat enkele planetoïden in het verleden al werden bezocht door onbemande ruimtetuigen hebben wetenschappers kunnen vaststellen dat deze objecten vaak een onregelmatige, aardappel vorm hebben en hun oppervlak gekenmerkt wordt door grote inslagkraters. Doordat de meeste planetoïden ook klein en licht zijn, hebben ze maar een beperkte zwaartekracht waardoor ze deze grillige vormen hebben, objecten met een grote zwaartekracht worden uiteindelijk tenslotte bolvormig.
Uit onderzoek is gebleken dat het overgrote deel van de gekende planetoïden bestaat uit silicaten (steenmeteorieten) en koolstof. Het overige deel bestaat uit ijzer en nikkel (ijzernikkelmeteorieten). De chemische samenstelling van planetoïden wordt dan ook aangeduid in drie types: C-type (koolstofhoudende planetoïden), S-type (silicaten) en de planetoïden van het M-type (metaalachtige). De grootste groep, de C-groep, zijn vaak erg donker en bevat verbindingen die erop wijzen dat ze vroeger wellicht water hebben bevat dat verbindingen aanging met andere mineralen. De tweede grootste groep, de S-groep, zijn vrij helder en hebben een roodachtige kleur. De kleinste groep, de M-groep, bestaan wellicht volledig uit metaal en zijn mogelijk restanten van overgebleven ijzerkernen van oudere planetesimalen.
Ook op vlak van hun gemiddelde afstand tot de Zon worden planetoïden onderverdeeld in verschillende groepen of families. De meeste van deze objecten vinden we terug in een ellipsvormige baan tussen de planeten Mars en Jupiter. Dit is de zogeheten ‘planetoïdengordel’ (Main Belt). De planetoïden die tot deze groep behoren, bevinden zich op een gemiddelde afstand tot de Zon van 1,52 tot 5,20 AE (Astronomische Eenheden) en doen er tussen de 1,8 en 11,8 jaar over om één keer rond onze ster te draaien. De bekendste planetoïden uit deze groep zijn Ceres, Juno, Vesta en Psyche. Een andere grote groep met planetoïden zijn de Kuipergordelobjecten, ook wel Transneptunische objecten genoemd. Deze objecten draaien rond de Zon voorbij de baan van de planeet Neptunus op een afstand van meer dan 30,1 AE. Deze planetoïden doen er meer dan 164 jaar over om éénmaal rond de Zon te draaien. Een derde belangrijke groep met planetoïden die rond de Zon draaien, zijn de Jupiter-Trojanen. Deze planetoïden bevinden zich in de Lagrangepunten van de gigantische planeet Jupiter en doen er ongeveer 11,8 jaar over om één keer rond de Zon te draaien. De bekendste planetoïde uit deze groep is Hektor en heeft een onregelmatige vorm van 370 bij 195 kilometer. Naast Jupiter-Trojanen werden er de laatste jaren ook planetoïden ontdekt die zich in de Lagrangepunten van de planeten Mars, Uranus en Neptunus bevinden. De groep of familie van planetoïden die voor de mens op Aarde het meest interessant is, zijn de zogeheten ‘aardscheerders’ (Near Earth Object). Dit zijn planetoïden met een zodanige baan om de Zon dat deze de baan van de Aarde kruisen waardoor ze zeer dicht bij de Aarde in de buurt kunnen komen. Voor wetenschappers zijn dit belangrijke hemelobjecten om op te volgen omdat ze op Aarde kunnen leiden tot een mogelijke ramp wanneer deze in botsing komen met onze planeet. Toch is de kans van een dergelijk object op Aarde bijzonder klein. De laatste jaren is er een vernieuwde wereldwijde interesse voor planetoïden. Zo wordt de publieke interesse regelmatig opgewekt als gevolg van berichtgevingen over mogelijke inslagen op Aarde telkens wanneer een aardscheerder voorbij de Aarde vliegt en door de verschillende onbemande ruimtetuigen die de laatste jaren werden gelanceerd richting planetoïden. Deze ruimtetuigen hebben al prachtige foto's van het oppervlak van planetoïden terug naar de Aarde gestuurd als ook interessante wetenschappelijke data over hun samenstelling en herkomst. Wetenschappers tonen ook grote interesse in planetoïden aangezien één van deze hemellichamen wellicht de oorzaak was voor het massaal uitsterven van prehistorische diersoorten 65 miljoen jaar geleden. . Als gevolg van dit soort catastrofale inslagen besteed men dan ook veel meer aandacht aan planetoïden dan aan andere kleine hemellichamen. Er zijn diverse waarneemprogramma's waarbij de hemel elke nacht gefotografeerd wordt om zo 'tijdig' potentieel gevaarlijke objecten te ontdekken.
Eén van de belangrijkste internationale centra die zich toelegt op het bijhouden, controleren en berekenen van banen van planetoïden is het Minor Planet Center (MPC).
NEOWISE is één van de instrumenten waarmee objecten waargenomen kunnen worden welke potentieel gevaarlijk kunnen zijn voor de Aarde, credit CALTECH
Dwergplaneten
Een dwergplaneet is een categorie van planeetachtige hemellichamen . De benaming dwergplaneet hangt samen met de definitie van planeet die sinds 2006 wordt gehanteerd door de Internationale Astronomische Unie (IAU).
Dwergplaneten zijn groter dan bovengenoemde planetoïden, maar kleiner dan planeten. Formeel betreft het dus geen subcategorie van de planeten, maar een apart type hemellichaam.
Volgens de IAU zijn dwergplaneten hemellichamen die:
- in een baan rond de Zon draaien en geen energie produceren door kernfusie
- genoeg massa hebben zodat ze door hun eigen zwaartekracht bolvormig geworden zijn
- hun baan niet vrijgemaakt (schoongeveegd) hebben van andere objecten,
- geen satelliet van een ander hemellichaam zijn.
Binnen ons eigen zonnestelsel vallen volgende hemellichamen in de categorie dwergplaneet:
- Pluto, welke tot 2006 tot de reguliere planeten werd gerekend
- Eris
- Makemake
- Ceres
- Haumea
Naast de reeds aanvaarde dwergplaneten, zijn er nog minstens twaalf kandidaat-dwergplaneten, waarvan nog vastgesteld moet worden of ze aan de gestelde criteria voldoen
- Vesta
- Pallas
- Hygiea
- 2007 OR10
- Sedna
- Orcus
- Quaoar
- 2002 TX300
- 2002 AW 197
- Varuna
- Ixion
- Farout